Enkele Achterhoekse emigranten in de VS
In onze periodiek nr 73 van april 2018, die alleen aan onze leden is verstrekt, is een storende fout geslopen. Een stuk tekst dat diende als overgang van pagina 28 naar pagina 29 van deze periodiek is niet afgdrukt. Daarom onderstaand het bovenvermelde artikel nogmaals en wel vanaf het begin tot en met pagina 29.
Een van de eerste emigratiegolven in Nederland was in de periode 1845 -1855. De oorzaak was voedselgebrek door een aardappelziekte in 1845 en de twee jaar daarna mislukte roggeoogst. In de periode 1840 -1940 vertrokken, om verschillende redenen, in totaal meer dan een kwart miljoen Nederlanders naar Amerika,
In de beginperiode speelde de Nederlandse Amerikaanse Stoomvaart Maatschappij voor het vervoer van emigranten naar Amerika een grote rol. Zij maakte reclame voor een geheel verzorgde reis naar Amerika, inclusief treinvervoer naar de boot in Rotterdam. Dat sommige “landverhuizers” iets op hun kerfstok hadden en daarom Nederland ontvluchtten moge blijken uit het feit, dat de Nederlands Amerikaanse Stoomvaart Maatschappij in de volksmond spotttend met de tekst “ Neemt Alle Schurken Mee” werd aangeduid
De omstandigheden aan boord van de schepen van deze maatschappij waren erbarmelijk en vóór dat Amerika bereikt was waren als gevolg daarvan aan boord steevast meerdere kinderen bezweken. Troost kon door de Katholieken gezocht worden bij een meegereisde priester en door de Protestanten bij een meegereisde dominee.
De migranten die, nadat zij hun huis en andere bezittingen hadden verkocht, de bootreis hadden aanvaard, hadden vaak niet meer dan een vaag idee van hun eindbestemming.
Vanaf 1854 legden de emigranten-boten aan bij Ellis Island (waarop nu het vrijheidsbeeld staat TW). Daar werden de emigranten globaal medisch onderzocht en gekeurd. In een enkel geval werd een migrant niet toegelaten en teruggestuurd. Na goedkeuring moesten de migranten hun vervolgreis regelen. De meegereisde geestelijken of de geestelijken op Ellis Island zorgden ervoor dat zij zich door vertegenwoordigers van spoorwegmaatschappijen geen dure treinkaartjes lieten aansmeren. Ze vingen de emigranten op en begeleidden ze naar de eindbestemming, meestal een Nederlandse kolonie ergens in Amerika.
Nederlandse emigranten waren steeds zeer welkom in Amerika. Ze hadden de naam hardwerkend, proper en godsvruchtig te zijn. Meegereisde geestelijken zorgden er voor dat zij, eenmaal aangekomen op hun bestemming in Amerika, ook godsvruchtig bleven.
De herder en zijn schaapjes.
Hemmie ten Holder in Lichtenvoorde kreeg door verre nakomelingen van Derk ten Holder, die omstreeks 1872 emigreerde naar Leopold (Missouri), een boek toegezonden. Daarin is de geschiedenis van een groep Achterhoekse/Nederlandse migranten te volgen. Het betreft het jubileumboek 1856-1981, dat ter gelegenheid van het 125 jarig bestaan van de St. John’s kerk in Leopold (Missouri) is uitgegeven. Hier volgt e en kort verslag.
In 1856 kreeg Johannes van Luytelaar , pastoor van de St. Willbrorduskerk in Cincinnati , Ohio, toestemming van zijn Aartsbisschop om naar het diocees St. Louis te vertrekken, waar enkele Hollanders en Duitsers voor zichzelf al flink wat grond hadden gekocht.
Het grootste deel van deze mensen was katholiek, maar het dichtstbijzijnde katholieke kerkgebouw lag honderd kilometer verderop en kerkbezoek was dus niet mogelijk.
Daarom had genoemde pastoor van Luytelaar bedacht om in Cincinnati de katholieke migranten te verzamelen om ze onder zijn leiding te laten verhuizen naar het diocees St. Louis Missouri en ze daar in een bosgebied bij de aldaar al gevestigde Hollandse en Duitse migranten in een nog te stichten katholieke kolonie onder te brengen. Hij wilde de katholieken daarna samenvoegen tot een parochiegemeenschap, welke dan een kerk en een pastorie voor hem zou bouwen.
De door de pastoor aangezochte katholieke migranten in Cincinnati juichten het door de pastoor geopperde plan toe. Een kolonie van Hollandse katholieken onder elkaar, te kunnen communiceren in het Nederlands zonder de moeilijke Engelse taal te hoeven leren om je verstaanbaar te maken, autonoom je eigen regels te kunnen opstellen: ze zagen het helemaal zitten.
En zo vertrokken in 1856 vanuit Cincinnati (Ohio) en onder leiding van pastoor John van Luytelaar de navolgende migranten-families naar een nieuwe kolonie in Missouri:
Clement Beel, John Debrock, Herman Elfrink, John Holweg, Arnold Jansen, F. Meyer, A.Rickhoff, John Scharenborg, J.G. Sonderen, J.W. Tuling en W. Wardracker.
(Achteraf kon de familie Wardracker de nieuwe ontberingen niet aan en ging na twee jaar weer terug naar Cincinnati).
Het eerste deel van de tocht ging per boot. Eerst 400 km de rivier Ohio afgezakt tot aan de Missisippi en vandaar de Missisippi 100 km stroomopwaarts gevaren tot aan Cape Girardeau.
Vanaf daar ging het linksaf per ossenwagen over een afstand van 100 km over ongebaande paden naar de kolonie Leopold. Daar troffen ze de volgende voorheen al gevestigde families aan
H. Lohuis, J.G. Rickhoff, Henry Sander, N. Feith, D. Hinkebein, Stoverink, A. G. van Leunen, Herman Sander, Bernard Henpinke, H. Van den Anker, H. Wordragen, J. A. Horsten, Gerard Sonderen, M. Schuttinger, en J. W. Isseling.
Pastoor John van Luytelaar had vooraf in de nieuwe kolonie voor zijn kerk al 160 acres(1 acre = 4046 m2) land gekocht van de USA regering (USA gesticht in 1789) tegen een prijs van 12,5 dollarcent (ongeveer f 0,30) per acre. Land dat wel beschouwd toebehoorde aan de oorspronkelijke bevolking van Amerika: de Indianen. Die hadden vanaf de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 eeuwenlang gevochten tegen opdringende kolonisten die hun grond in bezit namen. Geleidelijk aan gaven de Indianen de strijd op en trokken zich terug in door Amerika toegewezen reservaten voor Indianen. In 1876 verzamelden de Indianen zich nog eenmaal en trokken ten strijde tegen het Amerikaanse leger onder leiding van generaal Custers en wisten de slag bij Little Big Horn nog te winnen. Uiteindelijk moesten zij korte tijd daarna het hoofd in de schoot leggen. Dit keer definitief.
Behalve de pastoor kochten ook de pas aangekomen migranten ter plaatse landbouwgrond aan tegen ook 12,5 dollarcent per acre. Het was arme en steenachtige grond. De beste grond langs de kreken was al in handen van emigranten die zich voorheen al hadden gevestigd.
Sommige Nederlandse boeren verdienden in de winter een centje bij met het vervaardigen van klompen.
Er werd in de nederzetting een straat aangelegd waarlangs woningen werden gebouwd. Water werd jarenlang gehaald bij een twee kilometer verderop gelegen bron.
Ter vervanging van de noodkerk werd in 1858 de definitieve houten kerk gebouwd die in 1860 gereed kwam.
In 1860 waren er in Leopold de volgende kerkbijdrage betalende parochianen:
Gerard Sonderen J.A. Horsten John Holweg
John Scharenborg Herman Sander Henry Sander
Peter Van de Ven Meyer (junior) H. Hinkebein
H. van den Anker B. Ostendorf G. Lubbers
H. van Wordragen Lambert Bolk Husker
M. Schuttinger Clement Beel Albert Arnzen
Jan ter Braak Jacob Holweg Henry Bolk
J. G. Rickhoff Keizer J. Visser
Herman Elfrink A. Rickhoff Luurkamp
J. W. Isseling Badelman N. Feith
G. Braamhaar John Brands J. Eftink
Meyer (senior) Philip Jansen
In 1860 vertrok pastoor Van Luytelaar naar elders en van 1860 tot 1866 zat de parochie zonder pastoor. Dat was de periode van de Amerikaanse burgeroorlog die woedde van 1861-1865. Een oorlog van de noordelijken (de Unie) tegen de zuidelijken (de Confederatie), welke laatsten zich keerden tegen de door president Lincoln uitgevaardigde wet inzake de afschaffing van de slavernij. In het zuiden van Amerika draaide de economie namelijk op de mankracht van de uit Afrika aangekochte slaven. De slaven konden niet gemist worden, meende men daar.De kolonie Leopold maakte op een gegeven moment ook deel uit van het strijdtoneel. Een schermutseling tussen de noordelijken en zuidelijken vond plaats in de heuvels enkele kilometers van de kolonie Leopold, die geplunderd werd en gedeeltelijk verwoest. Een aantal emigranten uit de kolonie Leopold werd door een roversbende opgepakt, in een moeras aan een boom gebonden en doodgeschoten. Het betrof o.a. Mr. Isseling, Mr. Husker, Alfred Van Gennip, Albert Arnzen en Fritz Elfrink. De meeste mannen van de kolonie doken vervolgens onder in de bossen. Voedsel werd door hun vrouwen voor hen gedeponeerd in holle bomen in de omgeving. Anderen vluchtten naar Cincinnati of Cape Girardeau en keerden ook na het einde van de burgeroorlog in 1866 niet meer terug naar de kolonie Leopold.
In 1866 kwam er een nieuwe pastoor en de door de oorlog verwoeste kerk werd hersteld.
In 1878 betaalden de volgende parochianen mee aan het onderhoud van de nieuwe pastoor:
John F. Holweg Leonard Steckler Hendry P. G. Van der Ven
Clemens Behl Charles A. Seiler George van der Mierden
Bernard Niebur Robert van Gennip Luise Manning
A. Nenniger Gerard Hinkebein J. M. Finney
Henry Brauer Christian Trenkler Wm. D. Manning
J. H. List J. G. Sonderen John Schweizer
Henry Wubler Gerard Lubbers Peter Buters
Bernard Holweg Frans Bushhulte Herman Nuning
Rutger Arenzen Henry J. Van der Ven George Elfrink
D. te Holder Bernard Krussell Wendel Seiler
John Quatmann Charles Nenninger Peter van Rooy
Herman Elfrink Willem Arenzen Herman Sandering
John Meurer Martin Van der Ven Barny Lamers
Melcher Seiler John Hosenfeld Barny Wessel
John Der Brock Dorothea Isseling Henrick Jansen
Henry Brands John Scharenborg Henry Elfrink
Henry Schulte Bernard Brummer Wm. VandeVen
Hermann Thele Theodora Brands John Stackler
Herman Bultel William Richter Frank Brans
Fritz Radin John Engelen Adolf Mayer
John Wilkens John G. Fisher Wm. Price
Herny Horrell Peter G. Fischer Frank Stackler
Mark Horrell Martin van Doren John Steckler
John Schmitt Adelheid Holzum Charles Poinsett
Joseph Radin Thomas G. Poinsett Henry Elfrink
John Steinart Josef Staus (Marble Hill)
Later doken nog de namen op van:
Thiel H. Nabers James Nations
M. Jennings Mac Donnel Mcgee
E. English Hughes Joos C. Scheffer
Weduwe Nieman Bernard Hummert John van Delft
Schoonhof John Burten Patrick Borden
Martin Kane Louis Smalz R. Holzum
Parr Pohlhaus Schildering
R. Arntz Aug. Bramer Bernard Vaske
Leopold is nu een zwaar katholieke en welvarende besloten gemeenschap van Nederlandse/Duitse oorsprong. Veel huwelijken zijn gesloten tussen de inwoners van Leopold onderling. Dat kon omdat niemand familie van elkaar was. Deze traditie heeft zich voor een groot deel doorgezet tot op heden.
Het aantal parochianen bedroeg in 1981 totaal 704, met als middelpunt het in 1899 gebouwde stenen kerkgebouw.