Geschiedenis van de Johanneskerk in Lichtenvoorde

Johanneskerk

n 1496 liet Frederick van Bronckhorst – Borculo een kapel bouwen bij zijn burcht  Huis te Lichtenvoorde. De RK kapel wordt toegewijd aan Sint Antonius Abt.

In 1616, tijdens de reformatie, kwam deze in zeer slechte staat verkerende kapel in handen van de protestanten. Die sloopten in 1648 deze in slechte staat verkerende kapel en bouwden ter plekke een geheel nieuwe kerk, de huidige  Johanneskerk. De bouwmeester was Hans van Nottelen. De eerste stenen werden gelegd door Ds. Wilhelmus Rochlingius (namens graaf Joost van Limburg Styrum), Harmen Jan de Rode van Heeckeren (van Tongerlo), nn. (namens de ingezetenen van Lichtenvoorde), burgemeester E. W. te Have en de beide kerkmeesters Henrick ten Have en Jan Krabbenborgh. In 1622 werd door meester Jan Bussemakers het oude uurwerk schoongemaakt en weer in gang gezet. Eerst in 1682 was er voldoende geld om de preekstoel te plaatsen. Het doopvont van gebakken aardewerk dateert uit 1793.

In de periode 1697 tot 1823 werd er ook onder de vloer van deze kerk begraven. De inscriptie in een van de vloerplaten geeft aan dat daar ook de fel oranjegezinde en daarom op 22 november 1799 in Winterswijk geëxecuteerde Freule Judith van Dorth begraven ligt.

In de jaren 1799, 1801, 1809 en 1810, de Franse periode met vrijheid van godsdienst, werd de Hervormde Gemeente het eigendomsrecht van kerk en pastorie betwist door de Katholieke Lichtenvoordse gemeenschap. De Nederlands Hervormde Gemeente behield echter haar eigendomsrechten.

In de jaren 1934-1936 werden de kerk en ook het orgel gerestaureerd. Vanaf 1987 tot 2001 werden in fasen de kerk en de toren,  die verzakte,  weer onder handen genomen. Het fundament onder de toren werd verstevigd. Eind vorige eeuw werd er door o.a. onze Archeologische Werkgroep Lichtenvoorde onderzoek gedaan naar de ligging van de oorspronkelijke kapel. De fundamenten werden teruggevonden en in kaart gebracht. Deze kerk staat op de monumentenlijst.

Term: