Lezingen gehouden in 2011. 1e op 9 maart en de 2e op 30 maart 2011
De Vereniging voor Oudheidkunde te Lichtenvoorde heeft in de maand maart een 2 tal lezingen georganiseerd die veel lof hebben gekregen van de bezoekers. Op 9 maart gaf emeritus hoogleraar Jos Lankveld een lezing met de titel: “Zuivelfabrieken kwamen en gingen”. Allereerst werden de melkproductie, het melkeiwit en de melkvetgehaltes van de koe aan het eind van de 19e eeuw vergeleken met een eeuw later en dan blijkt er een fenomenale verbetering te zijn opgetreden. Een melkproductie die ongeveer 300 % is gestegen, plus een stijging van ongeveer 50 % van melkeiwit en melkvet. Enerzijds bereikt door foktechnische ingrepen met het accent op selectie, anderzijds door verbeteringen van voeding en omgevingsfactoren. In vaktermen: verbeteringen in genotype en milieu. Daarna werd een overzicht gepresenteerd van de oprichting van hoofdzakelijk coöperatieve zuivelfabrieken in de Achterhoek en de Liemers. Zuivelfabrieken die in de 2e helft van de 20e eeuw net zo snel van het toneel verdwenen als ze rond 1900 waren opgericht. Zo ook de zuivelfabriek in Lichtenvoorde. Van de vele bezoekers van deze lezing hadden een aantal, vooral oud werknemers, gehoopt op meer beeldmateriaal. Voor deze groep de prettige mededeling dat de V.O.L. in het komend najaar dan wel volgend voorjaar een tentoonstelling gaat inrichten met als onderwerp “ZUIVEL” , waar naast een groot aantal attributen ook de nodige beelden zullen worden getoond. Voor vrijwel alle aanwezigen was de ontstaansgeschiedenis van “melkwol”, één van de eerste kunstvezels, een eye-opener.
Op 30 maart volgde Jan Berendsen uit Doetinchem met een verhaal over “Wasserburgen” bij onze oosterburen in het Münsterland. Al spoedig bleek dat de V.O.L. met deze inleider een rasverteller had binnen gehaald met een encyclopedische kennis omtrent kastelen, burchten en versterkte boerderijen. Aan de hand van een honderdtal dia's werden we ingewijd in de ontstaansgeschiedenis van burchten, hun functie als veilige haven voor de bewoners, maar ook hun functie van aanjager van de locale economie omdat een “Freiheit” bij die burchten ontstond. Die Freiheit bestond in eerste instantie uit een aantal huizen, maar kon zelfs uitgroeien tot een dorp of stad. Slechts enkele kastelen beschikten over een “ROEPSTEEN”, een opening in de kasteelmuur met de afbeelding van een hoofd, waardoor de bezoeker kon spreken met de bewaking van een kasteel.
Jan Berendsen voerde ons verder in oostelijke richting tot Munster, waarna de zuidelijke richting werd ingeslagen om vervolgens westwaarts, langs Raesfeld en Anholt, weer in de Achterhoek terug te keren. Uitvoerig werd stilgestaan bij de in 777 na Chr, ingewijde priester Ludger, die ook in onze streek veel invloed heeft gehad. In Billerbeck is ter zijner nagedachtenis een standbeeld opgericht.
Veel kastelen zijn in de loop der tijd verwoest en weer opgebouwd. Sommige hebben een maatschappelijke functie gekregen, enkele zijn nog privé bezit en worden als zodanig bewoond, terwijl er ook een aantal zijn waar alleen de buitenkant is gerestaureerd. Vrijwel alle kastelen beschikken over tuinen, die afhankelijk van de welstand van de eigenaar in grootte en rijkdom verschillen. Zo beschikt het kasteel in Lembeck over een rododendron- tuin met wel 60 verschillende variëteiten.